Lekkere Els

Een dichter die ik ken zit in een bandje dat Lekkere Els heet. Het is de eerste keer dat ik Els een mooie naam vind, of niet zozeer mooi, treffend. Een naam met bestaansrecht.

Ik voel me geen Els en als ik van een afstandje naar mijn naam kijk ook geen Elske.

Elske.

Elske.

Ik kende een jongen die me graag Elselske noemde, zoals Alfalfa uit de De Boefjes. In India vonden de mensen mijn naam lastig, ze noemden me Oscar. Ik vond de Indiase namen ook lastig, vrouwen heten er Tasnum of Tassaneem, er was zelfs een vrouw die Hoor heette, dat sprak je uit als ‘hoer’. Ik vond het moeilijk haar te roepen, later kreeg ik er plezier in.

Ik heb mijn eigen naam eens door Google Translate gehaald om te zien of Elske iets betekent in een andere taal. Ik kwam erachter dat het ‘liefde’ is in het Deens en Noors. ‘Jeg elsker dig’ is ‘ik hou van je’ in het Deens. In het Zweeds zeg je hetzelfde maar schrijf je ‘älskar’.

In de verhalenbijlage van een zomereditie van de Libelle werd een personage dat Elske heette geïntroduceerd met ‘het klonk ouderwets en truttig’. Ik was 16 en werd er onzeker van. Ik las het zinnetje aan mijn moeder voor, ze moest lachen.

Ik heb maar twee keer een andere Elske ontmoet, en één keer een Jelske. We stelden ons aan elkaar voor.
‘Jelske.’
‘Elske.’
‘Nee, Jélske.’
‘Ja maar ik heet Elske.’
‘Hahahaha.’ (in koor)

De vrouw achter de broodkraam op de zaterdagmarkt heet Els. Haar lievelingsweer is 18 graden en bewolkt, ze klinkt strijdvaardig wanneer ze dat zegt, alsof ze zich er al vaak voor heeft moeten verdedigen. Je kunt veel van haar zeggen maar niet dat ze lekker is.