,

Ik heb alleen mijn A-diploma

I
Onze ouders noemen ons sponzen. Wij willen dingen weten. Wij weten dingen.

Wij weten wat H2O is: de klonten in de limonade, dat wat suist in de radiator en oma’s brillenglazen laat beslaan.

Dat Jezus niet over ijs liep, maar over water. En dat het meer van Galilea dus heel anders is dan het Gat van Hagen waar we ronddobberen op plastic luchtbedden, de kleuren uit goedkope ijsjes zuigen en de schoolslag oefenen.

Wij weten wat de strepen op de regenmeter voor de aardappeloogst betekenen. Dat je nooit, maar dan ook nooit, mag zwemmen in de Rijn.
Dat water 71% van het aardoppervlak beslaat.
Dat we zelf voor twee derde uit water bestaan.
(Oma iets minder: een derde water, een derde advocaat.)

En dat oude mensen krimpen omdat ze langzaam opdrogen.

Wij weten hoe je sneeuwpoppen maakt, sneeuwengelen, een sneeuwjezus aan een kruis van sneeuw genageld. Wij kunnen ‘Hoe kwam Mozes door de Rode Zee’ op blokfluit spelen.

Wij weten hoe je een ei moet koken, waterballonnen knopen.
Wij drinken gulzig uit het kraantje achterin de klas.
Wij leren het huilen en bedplassen af.

II
Je hebt droge ogen, zegt de opticien. Hij geeft mij oogdruppels, hij noemt het kunsttranen.
Ik stel mij een fabriek voor waar de machines onophoudelijk huilen. Ik steek de tranen bij me voor later, het is een troost te weten dat ik ze tevoorschijn kan halen in situaties die erom vragen, ze op tafel te kunnen zetten, zelf de dosis te kunnen bepalen. Een troost dat de tranen op kunnen raken. Dan misschien ook het verdriet.

Toch begrijpt de opticien het niet.

Ik heb geen droge ogen.
Ik ben een regenmeter die steeds sneller volloopt.
Ik schiet vol van de vriend die zijn dochter voor het eerst in bad doet.
Van de vrouw in het zwembad die maar één been heeft en de nagels daarvan in de kleur van haar lippenstift heeft gelakt (zo van: het leven is een feestje maar je moet zelf de slingers ophangen).
Van jongetjes op het strand die zich omkleden in de handdoek die hun moeders dichthouden.

Van bijna elke dichtregel over de zee.

Ik schiet vol van Ik vertrek, Hello Goodbye, alle items in het Achtuurjournaal, van Sesamstraat.
Ik weet allang niet meer of God bestaat.

Ik schiet vol van een scootmobiel in de regen.
Van de druppel aan opa’s neus als we op een winterdag afscheid van oma nemen.

III
We zetten elkaar op stoelen.
We pakken elkaars handen op tafel.
Het verdriet hangt als mist tussen ons in.
We weten niet hoe je mist halveert, verdeelt.
We weten überhaupt niet veel.
Missen kun je niet oefenen.
En er bestaat geen diploma voor.

We doen wat we doen als iemand ontroostbaar is, we schenken een glas water.

En plotseling denk ik: we willen elkaar niet kwijt.
Daarom al die glazen:
we vullen elkaar bij.

 


Ik schreef deze tekst voor de educatieve wandelroute Walk on Water in Zeddam.