Jongetje van vijf

Het jongetje van vijf zorgt de hele dag door voor kleine verrassingen. Wanneer ik bijvoorbeeld wijs naar wat gekleurde plastic vijfhoekjes die op de grond slingeren en vraag: ‘Wat zijn dat voor dingetjes?’ antwoordt hij: ‘Dat zijn geen dingetjes, dat zijn lampjes.’ Op weg naar het restaurant zegt hij de hele tijd dat hij geen friet lust, maar wanneer we er zijn bestelt hij een grote friet met kepchup en mayonaise, en een chocolademelk die niet warm maar ook niet koud mag zijn. Terwijl we wachten op het eten, zingt hij een Russisch liedje. De oudere dame aan het tafeltje naast ons buigt ver naar voren om het te kunnen horen, zegt na afloop: ‘Wat kan dat meisje prachtig zingen,’ en dept haar ogen met een servet.

Na het eten voetballen we nog even op het plein voor het huis. Een wat grotere jongen komt vragen of de Legopoppetjes die hij in de zandbak heeft gevonden van ons zijn. We zeggen van niet.
‘Ik wil ze zo graag hebben,’ zegt hij.
‘Als ze niet van jou zijn, zijn ze vast van een ander kindje dat ze zal missen als ze weg zijn.’
Terwijl hij terugsjokt naar de zandbak hoor ik hem mompelen: ‘Ik wil zo graag het verkeerde doen, oh wat wil ik graag het verkeerde doen.’ Toch legt hij de poppetjes weer terug waar ze lagen.
Als de jongens even later hun teenslippers met elkaar vergelijken zegt het jongetje van vijf: ‘De mijne zijn beter want ze hebben een bandje aan de achterkant.’

Er zijn veel momenten waarop het jongetje van vijf volgens hemzelf van zijn moeder een filmpje zou mogen kijken op de cupnuter.
‘De wat?’ vraag ik.
‘De cupnuter.’
‘Wat?’
‘Cupnuter.’
‘Wat?’
Hij zegt niks meer en slaat zijn armen boos over elkaar.
Ik knip het woord in twee stukken voor hem: ‘Com,’ zeg ik.
‘Com,’ zegt hij na.
‘Pjuter.’
‘Pjuter.’
‘Com-pjuter.’
Vanaf dan zegt hij het precies zo, elke keer met volle concentratie en een kleine pauze tussen de lettergrepen en dat ontroert me meer dan ik kan beschrijven.

De momenten waarop hij iets op de com-pjuter mag kijken zijn:

  • als hij onder de douche vandaan komt en zijn lange blonde haar gekamd moet worden
  • als hij of zijn zusje gevallen is en er een schaafwondje te zien is met wat bloed
  • als het regent
  • als hij bijna naar bed moet

Of het al bedtijd is kan hij zien op de krokodillenpleister die hij uit het kastje boven de wc heeft gehaald en draagt als een horloge. Zijn lievelingsprogramma gaat over dieren en het boek waar we hem voor het slapen uit voorlezen gaat over dieren. ‘Dat is een roomvogel,’ zegt hij, en wijst naar een condor.

Voordat we weer naar huis gaan, vraag ik wat hij nog zou willen doen. Hij mag kiezen wat hij wil: ergens zwemmen, naar de dierentuin of een museum. Na lang denken besluit hij dat hij het allerliefst wil frisbeeën op het pleintje. We zijn er allebei niet zo goed in, maar het lijkt beter te gaan wanneer hij voor het gooien de frisbee tegen zijn mond drukt en zegt: ‘Ga naar Elske.’ De instructies aan de frisbee worden steeds uitgebreider en grimmiger. Na een paar minuten wordt elke worp voorafgegaan door een lange reeks bedreigingen, waarbij regelmatig het woord ‘dood’ valt.

Vlak voor we vertrekken, til ik hem op. Hij slaat zijn armen en benen om me heen alsof hij een koalabeertje is en ik een boomstam. Ik ben verrast door hoe weinig hij weegt want hij is al zo veel, een heel mens.