Op een koude, heldere middag liep ik met een onbestemd gevoel langs de rivier. Het dikke, bruine water klotste vlak onder de rand tegen de kade en terwijl er traag een vrachtschip langsvoer dacht ik: de Schelde, dat is toch eigenlijk de Waal van Antwerpen. Van die vergelijking klaarde ik onmiddellijk wat op en dus ging ik op zoek naar andere. De Linkeroever is in dat geval het Lent van Antwerpen, besloot ik tevreden, het Schipperskwartier is de benedenstad van Antwerpen en Borgerhout zou je makkelijk kunnen zien als het Willemskwartier van Antwerpen. Voor concerten ga je naar de Roma, zeg maar het Doornroosje van Antwerpen met als klein broertje de Rataplan, de Merleyn van Antwerpen. Obscure Japanse elektroclash vind je in Het Bos, de Extrapool van Antwerpen en als oriëntatiepunt gebruik je de toren van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, de Sint-Stevenskerk van Antwerpen. Ik stak de Italiëlei (de Oranjesingel van Antwerpen) over en liep Park Spoor Noord (het Kronenburger Park van Antwerpen) in. Op een bouwplaats aan het begin van het park stonden zes hijskranen in primaire kleuren. Ze wezen alle zes naar het centrum, als naalden van een kompas.
Voor een dinsdagmiddag was het druk. Joggers staken schuin de paden over, moeders met kinderwagens dronken in het speeltuintje halverwege koffie uit thermoskannen. Op een van de lager gelegen grasvelden waren zeventien meisjes met hoofddoeken honkbal aan het spelen. Ik bleef staan en keek er een tijdje geboeid naar. Ondanks de verkeersgeluiden was de slag van de metalen knuppel tegen de bal steeds goed te horen. Ik had in Nijmegen nog nooit zeventien meisjes met een hoofddoek honkbal zien spelen. Twee misschien, drie hooguit, maar zeventien. Zeventien meisjes met een hoofddoek die honkbal speelden, het was ongelofelijk. Ik keek over hen heen naar de kompasnaalden in de verte, besefte ineens dat die niet naar het noorden wezen, maar naar het zuiden.
Toen ik jaren eerder het vak klinische psychologie volgde, kwam het regelmatig voor dat mijn medestudenten dachten dat ze leden aan een of meer van de in het handboek beschreven stoornissen. Ook ik raakte er tijdens het bestuderen van de lesstof achtereenvolgens van overtuigd dat ik manisch depressief, autistisch, compulsief, sociaal angstig en schizofreen was. In elke aandoening viel iets te herkennen en het duurde een heel trimester voordat we doorhadden dat waanzin geen aparte categorie is, maar het uiteinde van een continuüm waar iedereen zich langs beweegt. De dosering maakt het verschil, dacht ik.
Ik heb wel vaker een plek gemist. Maar nooit zo erg als nu.