Dit was mooi in augustus

‘Ik praat wel met je zusje’, zegt mijn moeder nadat ze me zowel de campingtafel als de klapstoelen, de parasol en de koelbox heeft meegegeven. Bij het passeren van een flat, het onregelmatige patroon van uitgeklapte zonneschermen. Knäckebruid met kaas. De regenjassen klapperen als tentzeilen in de wind.

Voor een stoplicht in Elst staat een vrachtwagen vol taugé. Het blonde jongetje klampt zich aan me vast als een aapje. (Ik wil met hem zwemmen.) Tonijn uit een tube. Ik geef een vederlicht kusje op het blauwe oog.

En je loopt op de wereld, de wereld is zo groot, en dat is zijn eigen stomme, levensgrote fout, de wereldbol is veel te groot, dat is het grote probleem. Alsof je een lichaam zou hebben dat te groot is om in zijn geheel te kunnen zien, je voelt je voeten bewegen, maar je ziet ze niet. De wereldbol is geen large of XXXXL. Er zijn geen kleren in zijn maat, wat kan hij dus anders dragen dan ons?

– Uit Eeuwige roem van Saskia De Coster

De luifels hangen als post-its aan het gebouw. Luifels zijn wimpers voor je ramen. Hoe ze kruipend achteruit inparkeert om tussen de benen van de tante naar wie ze vernoemd is een prentenboek te lezen. De vader van de bruid lijkt op mijn vader.

Kinderen van vier werden naar een kamer gebracht waar ze te horen kregen dat ze met een trommel mochten spelen, iets wat kinderen van die leeftijd geweldig vinden.

‘Ik heb ook mooie vrouwenbenen’, hoor ik op het strand een jongen zeggen. ‘En die jurk staat me goed.’ De moeizame tred van een eland op weg naar zijn voederbak. In het dashboardkastje zit een korte broek. De kinderen drinken er uit een Pipi Langkous-servies.

Op het marktplein staan de bewoners van de stad in poncho’s de knalrode rivierkreeften leeg te peuteren. Ze dragen kreeftenhoedjes, er hangen kreeftenslingers, ze eten van kreeftenbordjes op een nat kreeftentafelkleed. Op de tribune staat een liveband die liedjes over kreeften en het leven zingt. De teksten lopen mee op grote schermen en als er ‘skål’ geroepen wordt, stopt iedereen om te drinken, te drinken, te drinken in de regen.

‘En waarom ben jij met je helicopter op een boek aan het slaan?’ Na het swipen over het kapotgevallen scherm heeft ze minuscule wondjes aan haar vingertoppen.

Eten is Greta’s manier om te huilen, en dit keer huilt ze tranen met tuiten. Nog nooit hebben wij haar zo treurig gezien. Wij nemen plaats naast haar aan de keukentafel en zeggen niets, wij huilen ook, op onze manier. Buiten is het muisstil. En ondertussen zit Greta’s hart te stotteren en te tikken in een schaal van suiker en vet. Het blijft onverstaanbare woorden tegen de wand van haar borst kloppen.

– Uit Eeuwige roem van Saskia De Coster

Op het tegeltje staat: ‘Geluk zit in een klein mondhoekje.’ Een bumpersticker in de vorm van een eland. Dat overgang niet het tegenovergestelde van ondergang is. De billen van de jongen van 25 (in een legging). Annie vraagt of ik mee militairen ga kijken. Diep in de nacht eet een gezin op het Rasthof een warme maaltijd.

Als er 28 jongetjes op elkaars hoofd zouden staan, waren ze samen even hoog als deze vuurtoren.

Alles is smørbår. Op de camping is een man in een rolstoel die zichzelf achteruit de heuvel op rolt. Het vooruitzicht van een cappuccino bij het bezoekerscentrum. Twee nieuwe inwoners (van de wereld!)

Uit de wind, bij een vuurkorfje en met een trui en een lange broek aan, is het hier heerlijk.