Dit was mooi in juli

‘Dan ben je geen filosoof in hart en nieren’, zegt de jongen als ik die nacht niet met hem over het existentialisme wil praten. ‘Oké’, zeg ik en ga weer dansen.

Het donkere gezicht van de voetballer glimt van het zweet (het zweet is gelijkmatig over het gezicht verdeeld).

Om vier uur stoppen twee politieauto’s voor de deur. We zetten de muziek iets zachter. ‘Hebben jullie gebeld over een bloedend persoon?’ vraagt een van hen. We zeggen dat we daar niet over gebeld hebben. Ze vertrekken weer.

De tranen van Ronaldo.

Om vijf uur is de lucht bleek. De tafels met witte kleden lichten op in de grote tuin. Ze staan vol lege glazen, halfvolle flessen, natte confetti, gedoofde sigaretten. De bruiden dansen een vroege wals op het natte gras.

‘Ik geef het estafettestokje weer door.’ (emoticon van een gewichtheffer)

Om zes uur die ochtend eet ik bij een houten bankje op de dijk al een dubbele boterham met pindakaas. Er komt een haas uit de struiken die knabbelt aan het blad van een paardenbloem. Hij komt steeds dichterbij, ik kauw langzaam, de pindakaas plakt aan mijn kiezen. Hij springt de weg op. Er zijn bijna geen auto’s om deze tijd. Een levende haas op het asfalt, met een zacht wit staartje. Hij blijft een tijdje zitten, steekt dan over en verdwijnt verderop in het gras.

’s Avonds laat, in bed, door de geopende balkondeuren een vrouw horen lachen.

Om zeven uur zie ik tien reigers onderaan de dijk in het ondiepe water staan. Als ik van mijn fiets stap, vliegen ze allemaal weg. Verderop zitten twee ooievaars in een nest, bekijkt een zwaan zichzelf in het water, lopen twee katten over het smalle Duffeltdijkje, het is zo vroeg dat het veerpontje nog niet vaart, ter hoogte van CleanLease ruikt het naar wasmiddel: ze reinigen hier iets, maar wat, ik denk aan beddengoed van ziekenhuizen en witte doktersjassen. Er zijn zwaluwen die bij elke slag met hun vleugels opveren, alsof de lucht voor hen een ondergrond is waar ze vanaf stuiteren. Een gans loopt kalm over de dijk, als ik langskom stapt hij bedaard in de berm, het lijkt net een oude man met zijn armen op zijn rug.

Op de steiger kleedt een vrouw zich langzaam uit op saxofoonmuziek die afgespeeld wordt op een iPhone en blikkerig over het water schalt. Haar artiestennaam is Coco. Ze heeft een Facebookpagina en kleine borstjes. We drinken port en dansen op doorbuigende houten vloeren.

Ik bloos als de jongen van negen mij secondenlang aankijkt.

Dat er zoiets bestaat als ‘dagbesteding’.

Het praktisch genoegen van een degelijke thermoskan.

Dat er zoiets bestaat als ‘begeleid wonen’.

Bij de bushalte probeert een heel kleine baby uit een kinderwagen te klimmen. In de bocht fietst een oude vrouw met een fluorescerend fietsbroekje en lang wit haar dat wappert in de wind.

‘Is hij verliefd op iemand?’
‘Ik denk op de hele atmosfeer.’
Later zegt hij: ‘Op het leven zelf.’

Ik klei voor de eenjarigen een neus waar ze in mogen peuteren.

Alleen maar minder willen.

Ze leest een detective en negeert de jonge vrouw, maar kijkt stiekem op wanneer zij de ruimte verlaat.

‘Hup, even plassen’, zegt bij de toiletten in circusthema een vrouw met een zweepje.

Sanne zegt dat ze ook haar voeten scheert.

‘Ik mag strijken van mijn lijstje strepen.’

‘Hopelijk niet tot ziens’, zegt het meisje van de buitensportwinkel empathisch nadat ik na lang tobben een paar schoenen (my first little Lowa Lady Lights, in maat 40) koop om thuis wat langer uit te proberen.

We tekenen een beetje nerveus het huurcontract en drinken daarna lauwe champagne. Na het derde glaasje heeft de kleine buurvrouw met de pastelkleurige blouse en pantalon één rode wang (ze geeft ons kusjes).

Met plastic bekers bier lopen we de trappen naar de kade af. Ze zegt: ‘Morgen hebben we onze stad weer terug.’