Voorgoed stoppen met schrijven, ha ha. Maar ehm, het begint dus om half 3.
Soms, als ze vroeg van huis moet, draait ze de voordeur achter zich op slot terwijl ik nog binnen ben (het is in één week twee keer gebeurd). Als hij de melkwitte baby vasthoudt, is hij zich plotseling bewust van zijn nicotinevingers. Een grote Paulaner op een klein balkon. Een kleine Paulaner op een groot balkon. ‘Zo, het observational learning-ei is ook weer gelegd,’ en ze klapt haar laptop dicht. Het duurt even voor je ziet dat de man achter het raam een overhemd aan een hangertje is.
De herinnering aan een spreukbeurt in 5 vwo, over borstkanker. De moeder van A. had het overleefd maar wel een borst verloren. We hadden het kipfiletje waarmee ze haar bh opvulde meegenomen, de kinderen in de klas wogen het in hun hand en gaven het aan elkaar door.
En wat is het langste voorwerp in jouw etui?
Mijn voorhoofd verraadt dat ik
vaker boos ben geweest
dan verbaasd.
En ineens wonen er twee eenden op het platte dak. Het mannetje staat op de uitkijk, het vrouwtje (ze valt je pas later op) eet een stukje mos.
Je bent zelf een beetje fris voor de tijd van het jaar.
Ik zei dat ze niet moest zeiken en ze vergaf me nog terwijl ik het zei. Om te vieren dat de nieuwe lever vijf jaar oud is, eten we slagroomtaart. De wetenschapper met de zachte handjes. Bami au-bain-marie. Een ruiker. Een groot gezelschap op een klein terras. Een klein gezelschap op een groot terras.
Als ze je aankijkt kijkt ze ook echt. Ze draait haar hele lichaam mee en de kleine oogjes achter de dikke brillenglazen turen naar je gezicht, maar ze er lacht er ook bij, zodat je er niet verlegen van wordt.
U bent geen spatader veranderd!
De zelfgemaakte eierlikeur vindt gretig aftrek (vooral mijn moeder keert vaak terug naar het kannetje met bloemenmotief).
We hebben elkaar, hè?
Ja, we hebben elkaar.
En wij komen er wel hè?
Hoe bedoel je?
In het leven.
Ja, we komen er wel.
Een lammetje met een snor. Een lammetje dat Astrid heet. De uitdrukking ‘in gedachten verzonken’. De verpleegster vertelt me dat mevrouw T. op sterven ligt (dit is niet mooi in april). Ik had die dag geen liedje in mijn hoofd, maar dit gedicht:
Er hoeft nog altijd niet veel
te gebeuren voor ik aan je denk.
Iets wat niet op jou lijkt is al genoeg,
dan denk ik kijk,
dit lijkt echt niet op haar.
– Maud Vanhauwaert
Een mondkapje dragen tijdens het schuren van de trap, na afloop naar buiten gaan, het mondkapje afdoen en een sigaret opsteken. Ik ging de straat op met niets dan mijn sleutels, een briefje van vijf en een frisbee. Forse wind op oudpapierdag.
Er mag gefoxtrot worden.