Ik ben op zoek naar mijn poëtica. In het najaar van 2015 toon ik elke week een videofragment van iets waar ik van hou (of juist niet) en breng dat in verband met wat literatuur volgens mij is, doet of moet doen.
Ik heb Frank Tazelaar (directeur van de Wintertuin, red.) al twee of drie keer opgevoerd in deze serie maar fuck it, ik doe het gewoon nog een keer, kan het schelen. Vorig jaar zei hij namelijk iets waar ik nog steeds niet over uitgedacht ben, hij zei: ‘In jouw verhalen zijn de personages de voertuigjes voor de gebeurtenissen.’
Wat bedoelt hij daarmee? En zou het ook anders kunnen? Dat probeer ik in deze aflevering losjes uit te zoeken.
Een verzameling peper-en-zoutstellen
Ik heb een paar verhalen die maar niet lekker van de grond komen. Eigenlijk heb ik meer verhalen die niet van de grond komen dan verhalen de wel van de grond komen. (Het hele punt van deze serie is om daar wat meer inzicht in te krijgen.)
Die verhalen evolueren tijdens het schrijven en herschrijven vaak enorm. De zevende versie lijkt amper nog op de eerste, maar vertoont vaak nog dezelfde gebreken. Eén van die verhalen ging eerst over een bejaarde vrouw die het interieur van haar buurvrouw tot in detail kopieert, toen over een vrouw die obsessief peper-en-zoutstellen verzamelt, toen over een vrouw die haar man verliest en naar een verzorgingshuis verhuist en ten slotte over een weduwe in een verzorgingshuis die de familieleden van haar immer klagende buurvrouw voor zich probeert te winnen. Ze maakt het in die laatste versie erg bont. De broer en zoons van de buurvrouw verleidt ze op sluwe wijze, met de kleindochter gaat ze ronduit wreed om: ze sluit haar op in de berging in de kelder (bij een deel van haar verzameling peper-en-zoutstellen).
Over dat verhaal zei Frank: ‘Waarom zo groot, zo extreem? Waarom probeert ze die mensen van haar buurvrouw te stelen?’
‘Omdat ze eenzaam en afgunstig is. Omdat ze de buurvrouw een lesje wil leren want die klaagt altijd terwijl ze zoveel heeft.’
‘Maar om tot zo’n daad te komen…’, zei Frank. ‘Als het om eenzaamheid gaat, laat dan die eenzaamheid zien. Als je dat overtuigend doet heb je niet eens zo’n extreme daad als dat opsluiten meer nodig. Dan heeft een kleine daad of gebeurtenis hetzelfde of zelfs een groter effect. Die peper-en-zoutstellen moeten trouwens ook overboord.’
Geen zak meer an
Ik heb het geprobeerd hoor, de diepte in met een personage. Ik heb foto’s gezocht op internet en op straat gedacht: dat is nou een echte Edith! Of: dat is Wim ten voeten uit. Ik heb namens Wim persoonlijkheidstests en relatietests ingevuld. Ik heb gewerkt met schema’s met kernkwadranten. Er zijn ook lijsten met vragen die je kunt invullen om een personage in de vingers te krijgen. Op wat voor politieke partij stemt Edith? Wat eet ze graag? Waar is ze bang voor? Voor welk deel van haar lichaam schaamt ze zich? Hoe komt ze binnen op een feestje? Ik vul het met evenveel plezier in als vanmiddag de enquete over klanttevredenheid van de NS (ik was ontevreden), maar na afloop heb ik niets meer dan een lijstje eigenschappen. Ze is niet tastbaarder dan eerst. Sommige dingen weet ik intuïtief over zo’n persoon (Edith heeft geen kinderen) en andere lijken me totaal willekeurig (ze draagt ehm… sleehakken) en volkomen inwisselbaar.
Verder ga ik in zo’n geval ook op zoek naar Ediths drijfveren en angsten, waarom ze doet wat ze doet in deze omstandigheden. Hoe het precies komt weet ik niet, maar wanneer ik dit alles gedaan heb en weer verder ga met het verhaal, vind ik er geen zak meer an.
Hier gaat overduidelijk iets mis. Hoe moet het dan wel? Een paar recente inzichten.
Les 1: Juist in een boek kun je in iemands hoofd kijken
Schrijfster Jeanette Winterson in een interview met de Paris Review (The Art of Fiction, No. 150):
The narrative function of the novel has been overtaken and done much better now by television and cinema. (…) When photography was invented, a great many painters thought that they would be out of a job, and a great many of them were. But not painters like Picasso, who rejoiced in photography and took a lot of pictures himself, who thought that this would lead to a new freedom for painters because they would no longer have to represent what was there. Instead, they could paint much more subjectively and, as he thought, more honestly. They would no longer be bound to the narrative of fact. Now I can’t see why for us as writers it shouldn’t be the same thing. If television and cinema can mop up that need for narrative drive, for life as it is lived, for a picture of the everyday, then great! Let it. Because it is a function and people need it, that should free up words into something far more poetic, something about the inner life, the imaginative life . . .
Les 2: Benader je personages als deel van een geheel
Ik ben al driehonderd jaar bezig in mijn nieuwe Bijbel, The Anatomy of Story – 22 Steps to Becoming a Master Storyteller van John Truby. Ik ben inmiddels bijna bij hoofdstuk 8 (van de 11) en als ik klaar ben, begin ik opnieuw. Het is een vrij technisch boek maar ook mild en coachend van toon. (Ik ben ook eens in een heel streng boek over schrijven begonnen, maar dat heb ik snel weer weggelegd. Als er een enquete over dat boek zou komen, zou ik het grondig en met een grimmig plezier invullen.)
Goed, wat heeft John over personages (characters) te zeggen?
The single biggest mistake writers make when creating characters is that they think of the hero and all the other characters as separate individuals. Their hero is alone, in a vacuum, unconnected to others. The result is not only a weak hero but also cardboard opponents and minor characters who are even weaker.
😦
To create great characters, think of all of your characters as part of a web in which each helps define the others. To put it another way, a character is often defined by who he is not.
🙂
Les 3: Verandert er hier iets, dan ook daar
Als een personage een deel van een web is, dan heeft zijn gedrag dus verreikende gevolgen. Vergelijk het met een dienblad met drankjes. Als je de witte wijn aan de voorkant weghaalt, wordt het bier aan de achterkant relatief zwaarder en kan het hele dienblad kantelen. Om dat te voorkomen moet je de andere glazen ook verplaatsen. Schrijven is dat dienblad in balans houden (of laten kantelen, als je daar voor kiest). Dit is heel mooi gedaan in Kom hier dat ik u kus van Griet Op de Beeck
Les 4: Zonder verlangens geen verhaal
Dit weet ik natuurlijk al langer dan vandaag, maar ik breng het ter sprake omdat ik dat verlangen niet altijd weet te verbinden met handelingen. Misschien omdat veel van mijn personages stilstand willen. Hen overkomt iets en ze willen het niet. Ze willen het ontkennen of terugdraaien of wegstoppen. Dat levert in eerste instantie niet heel veel actie op.
Hoe de robot een hond wordt
Dit lijkt me een uitstekend moment voor het fragment bij deze aflevering, over Spot, de robothond van Boston Dynamics. Dat wij mensen (en dieren) ons voortbewegen zoals we dat doen, is een klein wonder. Ons zenuwstelsel zit heel vernuftig in elkaar en als we bewegen weten we onbewust hoe we ons verhouden tot andere dingen in de ruimte. We schatten bijvoorbeeld in hoe hoog we onze voet moeten optillen voor een opstapje en springen tijdens een potje voetbal op het allerlaatste moment over een gemeen uitgestoken been. Dat Boston Dynamics een robot heeft gemaakt die dat ook kan, is ongelofelijk knap.
Maar goed, ik bekijk het filmpje, ik zie dat ze de robot in de vorm van een hondje hebben gebouwd, hem liefkozend Spot hebben genoemd, maar ik zie uiteindelijk wel gewoon een robot die, zoals je van een robot mag verwachten, hydraulische geluidjes maakt. Spot loopt door de gang: ik zie een robot. Spot beklimt aarzelend een trap: ik zie een robot. Spot loopt samen met een andere robot (Spot2? Spock?) een heuveltje op en weer af: ik zie twee robots. Etc.
Maar dan, ongeveer op 00:45 minuut, verandert de robot even in een hond. Een man schopt tegen zijn flank. Spot wankelt, glijdt weg, vangt zichzelf op met gekruiste voorpootjes, houdt zich staande.
Eerst denk ik dat ik een hond zie door dat onbeholpen gedrag, dat het er gewoon heel echt uitziet, dat glijden en zich weer oprichten. Maar in het kader van wat ik net gezegd heb, komt Spot op dat moment bij nader inzien voor mij tot leven omdat hij iets anders lijkt te willen dan de man die naast hem staat. Hij wil niet omver geschopt worden, hij wil overeind blijven. Die suggestie van een eigen wil, wekt denk ik de illusie van leven.
Les 5: Een waarachtig personage is een vat vol tegenstrijdigheden
Een scene waarin Roxy, hoofdpersoon in de gelijknamige roman van Esther Gerritsen, Feike, de studente die op haar dochtertje past observeert:
Feike draagt een wikkeljurk met bloemen, zo een die ze over dertig jaar ook zal dragen maar dan tot net onder de knie in plaats van erboven, een degelijke jonge vrouw die ongetwijfeld op haar moeder lijkt.
Even later vertelt Roxy haar een schuine mop.
‘Hij is best leuk’, zegt Feike en meteen denkt Roxy dat die jurk van Feike misschien ook wel meevalt.
Zo gaat het, dacht ik toen ik dit las. Zo gaat dit precies! Je vindt iets en even later vind je iets anders. Je bent iets en even later ben je iets anders. Je geeft leiding aan een groot team maar durft geen auto te rijden. Je eet altijd gezond maar drinkt te veel. Je bewaart al je bonnetjes keurig in een plastic mapje maar doet steevast te laat je belastingaangifte.
Les 6: Ik hoef mijn personages niet volledig te doorgronden
Mensen zijn fascinerend. Ter illustratie wat koppen uit de rubriek Opmerkelijk op Nu.nl (er zijn ook wat dieren ingeslopen):
- Meisje helpt moeder bevallen voor schooltijd
“Een meisje van elf heeft haar moeder helpen bevallen en is daarna gewoon naar school gegaan.” - Postbode houdt dertienduizend poststukken achter
- Tiener met naam Bud Weisser breekt in bij brouwerij Budweiser
- Doodgewaande vrouw China zat tien jaar in internetcafés
- Britse hond reageert alleen op bevelen van personen met Frans accent
- Wild zwijn in Duitsland geeft leven in bos op om met koeien te leven
Het is een van mijn grootste hobby’s om te kijken naar hoe mensen zich gedragen en dat uitgebreid te analyseren. Zelfs mijn beste vrienden en mijn ouders blijven me verbazen. Mijn zachtmoedige moeder die ineens ‘nee’ brult aan tafel. Voor de grap, maar toch, we wisten niet dat ze het in zich had.
Les 7: Handle with care
Ik schreef een toespraak voor oma’s begrafenis. Ik kon er alles in zetten wat ik wilde maar ik wist meteen dat ik niet naar volledigheid moest streven en dat ik ook geen volledig beeld zou kunnen geven, al zou ik het willen. Alleen al omdat ik alles door mijn eigen twee oogjes zie (en er is veel dat die oogjes ontgaat), maar ook omdat ik maar één kant van oma gekend heb terwijl oma veel meer was dan een oma: onder andere een echtgenote, een moeder, een zus, een buurvrouw, een vrijwilligster in het bejaardenhuis en een sopraan bij kerkkoor De Lofstem.
Ik voelde me verplicht om mijn toespraak heel zorgvuldig te schrijven, om een eerlijk en treffend beeld van dat stukje dat ik van oma kende te geven. Ze kon het beeld zelf immers niet corrigeren en omdat het over een echte vrouw ging, zouden mensen mijn woorden sneller als waar opvatten.
In een verzonnen verhaal is dat anders, mensen weten dat het verzonnen is, maar toch. Ik heb eens een hypochonder opgevoerd in een verhaal en iemand die een hypochonder kende, zei dat ik er helemaal naast zat, dat als ik daarover schreef ik dat wel zorgvuldig moest doen. Daar zat wat in, vond ik.
Los eindje
Dit laatste roept twee vragen bij me op, namelijk: 1) moeten personages zo levensecht als mogelijk zijn, of is het ook wel mooi dat ze constructen zijn, verzonnen dingen, waar een schrijver in kan stoppen wat hij wil (mits het verhaal nog werkt)? En: 2) is het makkelijker om een bestaand mens te beschrijven dan om een compleet nieuw mens te verzinnen? (Ik ben geneigd te denken dat het elk zo zijn voors en tegens heeft, maar dat iemand beschrijven iets makkelijker is, getuige de vele romans die vrij direct terug te voeren zijn op echte levens.)
Verder heb ik deze lessen nu wel opgeschreven, maar dat is nog iets heel anders dan ze toepassen. Dat is wat ik na deze serie maar eens ga doen: ze op volle kracht toepassen.
Slotwoord: Roddelen over Margreet
W. worstelt met zijn roman. We hebben de derde versie gelezen en spreken met hem af in de kroeg. We drinken speciaalbier, W. trakteert. We analyseren wat er wel en niet werkt aan het verhaal, bespreken structuur, spanningsboog en stijl. Tussendoor maken we opmerkingen over de personages. Ik zeg dat ik wat meer daadkracht van de hoofdpersoon verwacht, de anderen zijn geduldiger met hem. Ook hebben we het over zijn vader die lastig te peilen is en de laatste tijd niet zichzelf. Over Margreet, de verkoopster in het verhaal, opper ik voorzichtig dat ze lesbisch is. Voor de serveerster die nieuw bier komt brengen moet het wel klinken of we het over vrienden en kennissen hebben.