Ik ben op zoek naar mijn poëtica. In het najaar van 2015 toon ik elke week een videofragment van iets waar ik van hou (of juist niet) en breng ik dat in verband met wat literatuur volgens mij is, doet of moet doen.
Deze video duurt ruim 18 minuten. Je hoeft hem niet helemaal te kijken om de strekking van dit verhaal te snappen.
Het was schrijfster Hanneke Hendrix die eens tegen me zei dat ik in mijn verhalen moet zoeken naar datgene wat me met de vuist op tafel doet slaan. Dit is zo’n ding. En ik heb er nog nooit op deze manier over geschreven.
1.
In 1995 kust gynaecologe Renée in de soap Onderweg naar morgen met Irene, een verpleegster die in hetzelfde ziekenhuis werkt. Ik ben tien jaar oud en de herhaling staat op. Ik zit op de stoel van donker hout met de zachte, lichtgrijze bekleding. De stoel staat op een rare plek in de kamer omdat oma het Perzische tapijt aan het stofzuigen is. Ik kijk met grote belangstelling naar het tafereel. ‘Nou nou,’ roept oma over het geluid van de stofzuiger heen.
2.
Als ik vijftien ben, is de Amerikaanse comédienne Ellen Degeneres mijn held. Ik heb een van haar shows op een cd gebrand die ik beluister op een grote discman die ik meedraag in de zak van mijn grote winterjas terwijl ik een grote stapel kranten rondbreng in een wijk met vrijstaande huizen. Ik ken de show zo goed dat ik hem woord voor woord kan meespreken. Via internet weet ik dat ze lesbisch is. Al heeft ze het daar in haar show niet over, toch maak ik me zorgen over dat ik haar zo goed vind. Er is een week dat dat me nadrukkelijk bezighoudt. Ik slaap en eet die hele week bijna niet. Na die week ben ik uitgeput en besluit ik dat het ook te abstract is. Dat het geen zin heeft er nu iets over te concluderen. Ik ben heel vaak verliefd en dat is altijd op jongens. Die jongens zijn zelden terugverliefd op mij. De twee keer dat dat wel zo was, trok ik van schrik mijn liefdesverklaring direct weer in.
3.
In de eerste jaren van mijn leven maakt het nog niet uit. Ik ben verliefd op Klaartje, op Wesley, op de jongen uit de kerk die motor rijdt, op de tante van wie ik een blokfluit krijg, op Linda de Mol en op Joris uit Ha, die pa!
4.
Als ik 18 ben, ga ik naar de Discipleship Training School (een bijbelschool van de internationale organisatie Youth With A Mission) in Engeland. Ik ben hier omdat ik zie dat God voor mijn ouders écht leeft (en zij leven voor God). Ik geloof ook wel, maar dat voelt als een kopie van hun geloof, een toevalligheid. Ik draag armbandjes met WWJD (What Would Jesus Do) en ga naar de EO-jongerendag en festivals als SoulSurvivor waar soms alle mensen in de zaal tegelijk in huilen uitbarsten en sommige mensen vallen in de geest: ze liggen dan stuiptrekkend op de grond of stoten vreemde klanken uit (spreken in tongen, heet dat). Ik wil wel geloven dat de heilige geest in ons midden is, maar bij de charismatische Britse spreker vallen veel meer mensen op de grond dan bij de nuchtere en een beetje saaie Nederlandse sprekers. Van mezelf weet ik dat ik huil omdat er 2000 anderen huilen, niet omdat ik van binnen iets voel of zojuist iets groots beseft heb, al probeer ik dat wel heel erg: iets groots beseffen.
5.
Op de bijbelschool hebben we steeds themaweken. Er komt een vrouw uit Zuid-Afrika die seculier leven ‘rrrisky business’ noemt en een Canadees die spreekt over het vaderhart van God. Hij heeft zelf ook een vaderhart. Hij heeft twee Afrikaanse jongetjes geadopteerd en reist met hen de wereld rond. In de pauzes voetballen we met de oudste.
De spreker in de themaweek over evangeliseren heeft heel donkerbruin haar waardoor zijn ogen nog blauwer lijken. In een van de bijeenkomsten moeten we alle vierentwintig op de grond zitten en bidden. Als we het gevoel hebben dat God ons roept om evangelist te worden, moeten we opstaan en naar een hoek van het lokaal lopen. Ik probeer de stem van God uit mijn eigen gedachten te filteren. Het lukt niet erg. Een paar mensen staan op. De spreker loopt biddend om ons heen. Hij zegt: ‘Ik weet dat er meer mensen zijn die zich geroepen voelen.’ Nog iemand staat op en voegt zich bij het groepje. Ik kijk door mijn wimpers naar hen, ze houden hun handen met de palmen naar boven alsof ze sneeuw proberen te vangen. Ik hoor of voel zelf nog steeds niks maar probeer er wel heel open voor te staan. ‘Er zijn er meer’, zegt de spreker. Aarzelend staan nog twee mensen op. Daarna niemand meer. ‘Jij’, zegt hij ten slotte. Hij wijst me aan. Zo voelt dat dus, denk ik, om uitverkoren te zijn.
6.
Toevallig stuit ik op dingen. In tv-serie ER zit een vrouwelijke arts die een vriendin heeft (mijn vader klakt afkeurend met zijn tong), de VPRO zendt ’s avonds laat Mulholland Drive uit. In 2002 is er een hitje van het Russische popduo t.A.T.u. waarin twee meisjes kussen in de regen.
7.
Die clip van t.A.T.u. wordt veel getoond in de Burger King in Beiroet, een paar minuten lopen van het appartement waar we het praktijkgedeelte van de bijbelschool doen. Met acht mensen wonen we op vijftig vierkante meter en soms wordt het ons te veel. We hebben een vol programma maar hoeven gelukkig niet te evangeliseren, we hoeven alleen maar te zoeken naar overeenkomsten tussen onszelf en de mensen die we spreken. Dat vind ik fijn. Ik zeg bij elk voorstelrondje dat ik uit ‘the middle-east [veelzeggende stilte] of Holland’ kom. Daar lacht iedereen beleefd om. Ons wordt met klem verzocht niet over politiek te praten. Ook dat vind ik fijn. In de Burger King drink ik diet coke en schrijf brieven aan een goede vriend.
Om bij die Burger King te komen moet ik een chaotische, drukke straat oversteken. De enige manier is om gewoon te lopen en te hopen dat de auto’s zullen remmen. Acht jaar later zal ik voor de cursus ‘The interaction between science and religion’ in een essay schrijven dat elke overtuiging precies dat is: gewoon gaan lopen. Je verstand brengt je tot de rand van het trottoir, daarna ga je lopen. Dat geldt evengoed voor mensen die wel als voor mensen die niet in God geloven. Het is de kunst te weten waar het trottoir eindigt en de straat begint.
8.
Spring Fire is de titel van een lesbisch pulp fiction boek dat in de VS verscheen. Wanneer schrijfster Vin Packer (een pseudoniem) in 1952 haar verhaalidee voorlegt aan de uitgever zegt hij:
You might have a good story there (…) but you’d have to do two things. The girls would have to be in college, not boarding school. And, you cannot make homosexuality attractive. No happy ending. (…) You’re main character can’t decide she’s not strong enough to live that life. She has to reject it knowing that it’s wrong.
Een paar maanden later is het boek Sorority girl af. De uitgever wil de titel veranderen. Waarom, vraagt de schrijfster:
It has no particular sales pull, he said. (…) I want to call it Spring Fire (…) there’s a big seller by James Michener called The Fires of Spring, and we might pick up a few readers who confuse the titles.
Van het boek worden 1,5 miljoen exemplaren verkocht.
9.
Toen ik (bovenstaande) video van Julie Rodgers zag (ik weet niet meer hoe ik eraan kwam), was ik boos. Wéér iemand die zegt: ‘Dat je een “gay orientation” hebt, daar kun je niks aan doen. Als je de liefde maar niet consumeert.’ Ik sloeg met de vuist op tafel en dacht: hier ga ik over schrijven. Ik wilde geen theologische discussie aangaan, maar ik wilde wel zeggen dat Julie Rodgers bekrompen is (omdat ze iets anders vindt dan ik).
Ik schreef er lustig op los maar toen ik de video nog eens bekeek, was ik plotseling niet meer zo zeker van mijn zaak. De tweede keer zag ik namelijk iemand die heel erg in beweging is, iemand die tegenstrijdigheden probeert toe te laten. ‘It’s been kind of weird, navigating between being both gay and Christian,’ begint ze haar toespraak. Daarna beschrijft ze overtuigingen die ze had (bv. ‘ik kan hiervan ‘genezen’’) en hoe ze die gaandeweg heeft bijgesteld. Deze video staat sinds februari 2015 online, slechts een paar maanden later (in juli) schrijft ze op haar blog:
Though I’ve been slow to admit it to myself, I’ve quietly supported same-sex relationships for a while now. […]While I struggle to understand how to apply Scripture to the marriage debate today (just like we all struggle to know how to interpret Scripture on countless controversial topics), I’ve become increasingly troubled by the unintended consequences of messages that insist all LGBT people commit to lifelong celibacy. No matter how graciously it’s framed, that message tends to contribute to feelings of shame and alienation for gay Christians. It leaves folks feeling like love and acceptance are contingent upon them not-gay-marrying and not-falling-in-gay-love.
Daarna haast ze zich overigens te zeggen dat ze zelf geen relatie heeft.
10.
Ik ken mensen die bij elk feestje perse tot het einde willen blijven of zichzelf dwingen ‘s nachts alleen in een bos te wandelen of die aan hele intensieve sporten doen als kickboksen of paaldansen. Zo iemand ben ik niet. Ik vind het fijn als mijn huis opgeruimd is (anders kan ik niet goed denken) en als ik de was ophang, hang ik de sokken die bij elkaar horen alvast naast elkaar, zodat ik ze later makkelijk kan opruimen. Ik ben in mijn hele leven nog nooit mijn sleutels vergeten en ik heb nog nooit rood gestaan.
Ik hou er ook van als mijn hoofd opgeruimd is. Ik vind het fijn als in een gezelschap iedereen het met elkaar eens is. Als ik over een onderwerp nadenk wil ik snel een conclusie trekken en het laatje weer dichtschuiven. Maar heel vaak sla ik dat laatje dicht op mijn eigen vingers. Dan blijkt wat ik bedacht had toch niet precies te passen of iemand stelt me een vraag waar ik geen antwoord op heb, onderzoek schijnt een nieuw licht op de zaak. Ik heb een grote behoefte aan duidelijkheid en meestal is die er niet. Daarom heb ik, ook al heb ik zelf de neiging stellig te klinken, een hekel aan stellige mensen en een zwak voor mensen die twijfelen.
11.
Sinds dit jaar heb ik een nieuw lievelingscitaat. Het is van David Lynch. In een toespraak zegt hij:
If you have a golf-ball-sized consciousness, when you read a book, you’ll have a golf-ball-sized understanding; when you look out a window, a golf-ball-sized awareness, when you wake up in the morning, a golf-ball-sized wakefulness; and as you go about your day, a golf-ball-sized inner happiness.
But if you can expand that consciousness, make it grow, then when you read about that book, you’ll have more understanding; when you look out, more awareness; when you wake up, more wakefulness; as you go about your day, more inner happiness.
Volgens David Lynch is transcendentale meditatie de manier om je bewustzijn op te rekken. Volgens mij is kijken naar films van David Lynch ook een goede manier.
12.
Het golf-ball-sized consciousness vind je overal. In een recensie van het boek Tussen tent en villa van Mieke Dings, ‘een kloeke verhandeling over een eeuw Nederlandse vakantiecultuur’, staat:
Als de Arbeidswet (1919) massa’s mensen in staat stelt op hun vrije zondag in korte broek een ‘pleziertrein’ naar de Veluwe te nemen, klaagt de heersende klasse over ‘onzedelijke toestanden’. Arbeiders moeten thuis blijven, ‘waar de ontspanning het minst de gewone taak bedreigt, het minst tot afmattend kwaad overhelt’. […] De ANWB ziet liever dat ‘het publiek zichzelf leert te vermaken’. De kerken reppen van schijnvrijheid: ‘men denkt te leven, maar men wordt geleefd!’
Als ik dit lees word ik op slag heel moe. Ook omdat ik niet anders ben, in essentie, dan die heersende klassen en de mensen van de ANWB.
13.
Op de basisschool waar ik overblijfjuf ben, vraagt een andere overblijfjuf of ik verkering heb. Ik aarzel, er is een meisje dat ik heel leuk vind maar verkering, nee, verkering zou je het niet kunnen noemen. ‘Er is een meisje dat ik heel leuk vind’, zeg ik, ‘maar verkering zou je het niet kunnen noemen.’
De vrouw schrikt. Ze krijgt een grimmige trek om haar mond. ‘Zo heeft God het niet bedoeld’, zegt ze. Ik probeer met haar te praten maar God heeft het zo niet bedoeld en daarmee uit.
14.
Ik vraag me soms af wat er gebeurd was als ik niet op een dag verliefd was geworden op een vrouw. Dan had het misschien veel langer geduurd voor ik voorzichtig werd over stelligheid, voordat ik had gemerkt dat we van twijfelen fijnere mensen worden. Althans, dat denk ik.
15.
Deze hele reeks gaat over literatuur (of kunst, zo je wilt). Literatuur is een perfect middel om mensen aan het twijfelen te brengen. In veel van mijn favoriete films en boeken is het bijzondere of ongebruikelijke bijvoorbeeld heel gewoon. Of andersom: het gewone is heel bijzonder. Dat heeft een ontregelend effect. Ik ervaar die omkering als absurd en dat rekt mijn brein een beetje op. Het verhaal – mits goed verteld – helpt me om te kijken zoals ik eerder nog niet keek.
Als je dit fenomeen in een slogan zou willen vangen zou je iets krijgen als:
KUNST: maakt bijzonder gewoon.
of:
KUNST: maakt gewoon bijzonder.
(Ware het niet dat deze laatste zin al door een grote winkelketen is gekaapt.)
16.
Het is van een werkelijke prachtige ironie dat het filmpje dat ik had willen aanvoeren als hét voorbeeld van (ongegronde) stelligheid, bij nadere beschouwing precies het tegendeel laat zien: iemand die zoekend en in beweging is.
Ik moet hierbij wel opmerken dat het makkelijk voor mij is om dit toe te geven, omdat Julie Rodgers met haar opvattingen mijn kant op beweegt. Als ze van me weg zou bewegen, zou ik misschien toch dat boze blog schrijven. Nu denk ik steeds: het komt wel goed met Julie, alsof ik het allemaal zo veel beter weet.
Verder lijkt het misschien alsof ik geloof en homoseksualiteit tegenover elkaar wil zetten, dat is niet zo. Het is wel zo dat allebei deze zaken groot zijn (geweest) in mijn leven en op sommige momenten tegenstrijdig. Dat is niet de reden dat ik niet in God geloof. De reden is dat ik die drukke straat niet over kon steken, dat het me niet lukte gewoon te gaan lopen.
17.
We hebben vijf jaar verkering en vieren dat in het Openluchtmuseum. We doen alles wat je er doen kan: we aaien de varkens, klimmen in oude bedstees, nemen het treintje en laten een sepiakleurige foto maken in klederdracht. Het echtpaar voor ons gaat als bruid en bruidegom. Dat willen wij ook. De fotograaf heeft drie trouwjurken, waarvan twee in maat XL. Je trekt ze over je eigen kleren aan en sluit ze aan de achterkant met klitteband. Ze hebben uitzonderlijk grote pofmouwen. Twee ouders en een groepje kinderen komen binnen, een kinderfeestje. Ik heb het al verschrikkelijk warm en nu kijken ook al die kinderen naar ons. Ik ben bang dat ze nog nooit twee bruiden gezien hebben en daar nu iets van zullen zeggen, maar ze verliezen al snel hun interesse en storten zich op een kist met ouderwetse hoedjes. Eén jongetje blijft wel kijken. Hij staat met zijn buik tegen het afzetlint tussen de wachtruimte en de kleine studio. Na een tijdje zegt hij: ‘Jullie zien er mooi uit.’
18.
Mocht er toch een preker in mij schuilen, dan hoop ik dat ze lijkt op Ellen. Dat lichtheid en humor het voertuig zijn en de boodschap iets als: ‘Wat gij wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander.’
Meer lezen
- Blog van Julie Rodgers
- Deze brief is een prachtig repliek op een Amerikaanse radiopresentatrice die op grond van een bijbeltekst beweerde dat homoseksualiteit een zonde is
- Het beste pleidooi voor twijfel dat ik in lange tijd zag was de uitzending van VPRO-programma Zomergasten van Simone van Saarloos
- Iemand die ik zijdelings een beetje volg en die vrij lijkt om te gaan met zowel geloof als seksualiteit en gender is Mounir Samuel