Iemand anders

Ik wist dat ik me meer verwant zou moeten voelen met het meisje dat in de schaduw zat (en desondanks kneep met haar ogen). Het meisje dat een boekje las en precies hetzelfde op haar dienblad had als ik: koffie verkeerd en een beboterd sneetje notenbrood. Maar naar dat meisje kon ik niet lang kijken zonder verveeld te raken, een beetje misselijk zelfs door hoe ze het brood met duim en wijsvinger van de korst peuterde, de boter vervolgens van haar vingers likte en met diezelfde vingers een bladzijde omsloeg. Ook de manier waarop ze zuinig van haar koffie nipte stond me tegen. Ik werd er zelfs een beetje kwaad van, terwijl het zo’n stralende dag was. Ik hoop dat ze in een rozijntje stikt, dacht ik, en had daar direct spijt van.

Mijn blik zwierf echter steeds naar een andere hoek van het terras. Naar een oude vrouw die gin-tonics dronk in de zon. De weerspiegeling van de twee oude mannen aan haar tafeltje in haar donkere brillenglazen. Ze sprak met drukke armgebaren, hing voorover in haar stoel, ook de mannen bogen naar voren, drie hoofden boven een verweerd houten tafelblad. Ze droeg lichte zomerkleding. Een lichtblauwe blouse, een witte broek, haar voeten in platte zwarte schoenen steunden op het latje tussen de tafelpoten. Ze sprak met grote overtuiging, pauzeerde soms en nam dan grote slokken. In die stiltes zeiden de mannen niets.

Zo word ik ook, besloot ik. Ofschoon ik op deze afstand van wat ze zei geen woord kon verstaan.