Een paar weken lang aap ik mijn held Toon Tellegen na en schrijf een serie Twee oude vrouwtjes.
Twee oude vrouwtjes ontvangen een projectontwikkelaar. Hij wil geen koffie, hij wil meteen ter zake komen. ‘Ik ontwikkel projecten’, zegt hij. De oude vrouwtjes geloven het allemaal wel. Ze zijn oud. Om indruk op ze te maken moet je meer in huis hebben. ‘In deze flat zie ik een prachtig project’, zegt de projectontwikkelaar, ‘zullen we een rondje doen?’ Ze nemen de lift naar beneden. ‘Op de eerste drie verdiepingen een winkelcentrum’, zegt de projectontwikkelaar. Hij maakt een wijds gebaar met zijn armen. Onder zijn oksels zitten donkere plekken.
De vrouwtjes luisteren niet echt. Ze gaan met hun vingers over de rode bakstenen waar het stucwerk loslaat. ‘Dit heb jij nog gemetseld’, zegt het ene vrouwtje tegen het andere vrouwtje. ‘Dat heb je goed gedaan.’ ‘Maar dat stucwerk heeft het ook lang gehouden,’ zegt het andere vrouwtje. Ze krabbelen aan de muren en openen deuren en ademen diep in alsof ze na minuten onder water net weer boven zijn gekomen.
‘Deze kamer was voor de kleine neef’, zeggen ze, ‘het was onze eerste kamer, weet je nog? De muren zijn nog een beetje scheef, we waren nog niet zo goed in metselen. Metselen is een kunst, goéd metselen.’ De projectontwikkelaar stapt ook de kamer in. Hij trekt zijn neus op, hij denkt liever aan de toekomst dan aan het verleden, net zoals hij liever aan opbrengst dan aan investeringen denkt. ‘En deze kamer was voor de kleine blonde jongen die zo veel lachte en zo dol op lampen was.’ ‘En deze was voor het meisje, ons eerste meisje. En deze voor het tweede.’
Ze volgen de projectontwikkelaar de lift in. ‘En deze hele verdieping was voor het dansen. Het pokeren en het dansen.’ ‘En deze was voor het eten en het drinken, voor het koken.’ ‘Deze was voor de muziek en deze was voor de literatuur.’ Ze gaan met kleine pasjes over het tapijt in de hal. Achter elke deur zitten verhalen, lange en korte verhalen, vrolijk en droevig, waargebeurd en verzonnen. De projectontwikkelaar probeert de perspectieven te schetsen. Hij heeft het over winst en over een lange cruise die ze kunnen maken op de oceaan. Nooit meer werken. ‘Ik werk sowieso niet meer’, zegt het ene vrouwtje bits. Ze heeft niet echt naar de projectontwikkelaar geluisterd, maar zijn gebabbel bleef een hinderlijk achtergrondgeluid, alsof een vlieg steeds maar zoemend tegen het raam botste. ‘En ik blijf altijd werken. No matter what’, zegt het andere vrouwtje.
‘Ik begrijp dat het moeilijk is om afstand te doen van iets dat je zelf hebt opgebouwd’, zegt de projectontwikkelaar. Maar de oude vrouwtjes geloven niet dat hij dat echt begrijpt. Dat hij ooit zelf iets heeft opgebouwd. Daar lijkt hij hen veel te jong voor. ‘Dit is ons leven’, zegt het ene vrouwtje. ‘U staat met uw schoenen in maat 46 bovenop ons leven. Laat ik u niet zien stampen.’ Het andere vrouwtje brengt haar wijsvinger naast haar gezicht. ‘Wat hoor ik daar?’ zegt ze. ‘De lift die u op komt halen.’ Ze kijken de projectontwikkelaar lang en schaamteloos aan met hun priemende oogjes. ‘Kssst’, zegt het ene vrouwtje, ‘kssst’, alsof ze een kakkende kat de tuin uit jaagt, tot hij met tegenzin in de lift stapt.
De ramen staan tegenover elkaar open, zodat de gordijnen naar binnen waaien. Witte stroken in het zonlicht, als sluiers van bruiden. De liftdeuren sluiten. Door het raam zien ze even later hoe de projectontwikkelaar de straat oversteekt. Met de ingehouden pas van iemand die straks iets heeft uit te leggen.