Twee oude vrouwtjes (5)

Een paar weken lang aap ik mijn held Toon Tellegen na en schrijf een serie Twee oude vrouwtjes.

 

vrouw met mooie jurkTwee oude vrouwtjes houden de hele tijd heel veel rekening met elkaar. Het ene vrouwtje is dat op een dag zat. Ze staan in de supermarkt als het gebeurt. Het andere vrouwtje neemt het boodschappenlijstje door en blokkeert met haar karretje het gangpad. Dat kan haar niks schelen. Ze houdt alleen maar rekening met de mensen van wie ze van houdt. Van de mensen die los door de supermarkt lopen houdt ze niet, dat is met de jaren zo gegroeid. Alleen voor kinderen gaat ze opzij. ‘Twee kiwi’s’, zegt ze hardop. ‘Twee mango’s, driehonderd gram mager rundergehakt, een pak melk, een doosje eieren.’

Het ene vrouwtje scharrelt verderop rond met een eigen mandje. Ze stopt van alles maar één in het mandje. Eén bakje yoghurt. Eén flesje herfstbok, vooruit, twee, maar wel voor haarzelf.

Bij de bakproducten komen ze elkaar weer tegen. ‘Basterdsuiker,’ mompelt het andere vrouwtje, ‘bastard sugar.’ Het ene vrouwtje kan er niet om lachen. Ze wijst naar het wagentje. ‘Dat is toch veel te veel?’ zegt ze. ‘Zoveel eet jij toch niet?’ Het andere vrouwtje begrijpt het niet. ‘Dit kopen we altijd’, zegt ze. ‘Ik wil niet dat je mij meetelt,’ zei het ene vrouwtje. ‘Je hebt mij meegeteld, dat wil ik niet.’ Daarna marcheert ze naar de kassa. Ze vindt het vervelend dat ze nu straks in dezelfde auto moeten. En dan naar hetzelfde huis gaan waar ze in de dezelfde kamer gaan zitten. Alles hetzelfde. Bah. Kijk, nu komt ze afrekenen bij dezelfde kassa, denkt ze. Uitgerekend bij deze kassa moet ze zo nodig afreken, terwijl er tien andere kassa’s zijn.

Het andere vrouwtje is in de war. Ze was gewoon boodschappen aan het doen en nu loopt het ene vrouwtje met grote passen voor haar uit naar de auto en gaat kribbig op de passagiersstoel zitten. Trekt het portier met een ferme klap dicht, alsof ze een heremietkreeft is die terug in zijn schelp klimt. Ze vraagt zich onzeker af wat er mis kan zijn gegaan. Omdat het een dag leek als alle anderen en ze vanmorgen nog tegen elkaar zeiden dat ze zo gelukkig waren.

De hele dag houdt het ene vrouwtje vol dat ze niet meegeteld wil worden. Ze wil niet samen aan tafel eten en dekt alleen voor zichzelf het salontafeltje met een placemat en het nette bestek. Na het eten verdwijnt ze naar het balkon en rookt daar twee sigaretten achter elkaar.

Pas als het andere vrouwtje ontdaan en een beetje opstandig een film opzet, een film waarin hun lievelingsacteur een jongen speelt die scharen heeft, in plaats van handen, schuift het ene vrouwtje voorzichtig naast haar op de bank. Ze kijkt naar het plankje met kaas en de grove boerenmosterd op de salontafel. Ze heeft er zelf niet aan gedacht kaas te kopen. Ze schuift steeds dichter naar het andere vrouwtje toe dat doet of ze het ene vrouwtje niet ziet en de stukken kaas diep in de mosterd doopt en langzaam naar haar mond brengt.

‘Je bent lief’, zegt het ene vrouwtje. ‘Jij niet’, zegt het andere vrouwtje. ‘Nee,’ zegt het ene vrouwtje en daarna: ‘Is het nu weer goed?’ Het andere vrouwtje eet eerst eens rustig haar mond leeg. Daarna zet ze de film op pauze en zegt, zonder dat ze snapt waarom, maar toch uit de grond van haar hart: ‘Het is weer goed.’