Bovenop de witte inbouwkasten in het rijtjeshuis waar we woonden stond een gipsen afgietsel van een gebit. Toen ik het de eerste keer zag was ik verrukt. ‘Dit zijn papa’s tanden!’ gilde ik. Mijn vader en moeder lagen in bed met lauwe thee en een beschuitje. Ik zette de bovenkaak op de onderkaak. De voortanden stonden een beetje over elkaar heen. Het waren hele korte tandjes, zag ik. Ik had zelf ook korte tandjes, en oma had korte tandjes. Ze schepte weleens op dat ze zo sterk waren, dat ze geen kunstgebit nodig had (opa had al jaren een kunstgebit).
Over mijn zusje zouden we later zeggen dat ze meer op mijn moeder lijkt, met dat blonde, lichtvoetige. Maar de werkelijkheid is: mijn zusje heeft de kortste tandjes van al.