Leslies crib

In de Eindhovense wijk Woensel-West wordt de boel de komende jaren eens flink omgegooid. Om 50 sloopwoningen wat kleur te geven heeft het lokale kunstenaarscollectief Tante Netty hun afgetimmerde gevels beschikbaar gemaakt voor kunstenaars. Levensgroot schildersdoek dus. 

Ik deed een één-tweetje met vrind en held Peter Winkel. We namen als uitgangspunt het woord ‘story’ dat zowel ‘verhaal’ als ‘verdieping’ betekent, en besloten de gevel te laten verwijzen naar wat zich binnen had kunnen afspelen. Een 3 Story House dus, met voor elke etage een verhaal.

 

DE WOONKAMER

Leslie heeft een huisvergadering ingelast. Vader en moeder zijn aangeschoven. Leslie schenkt koffie in, vader draait een shagje. In de keuken knettert het warmhoudplaatje.
‘Dan wil ik de vergadering nu graag openen’, zegt ze als moeder een wolkje melk en twee suikerklonten door haar koffie heeft geroerd.
‘Moet het nou elke keer zo formeel?’, vraagt moeder.
‘Ja’, valt vader haar voor de vorm bij. Er kleeft nog een klein stukje vloei aan zijn onderlip. Hij weet ook wel dat protesteren geen zin heeft. Dat Leslie de dingen verantwoord en gestructureerd aanpakt. Vooral heel gestructureerd. Hij weet niet van wie ze dat heeft.

‘Er is vandaag maar één agendapunt’, zegt Leslie, een schrijfblok voor zich nemend.
‘Het zal mij benieuwen’, zegt moeder lacherig.
‘Het gaat om de wietplantage op zolder’, vervolgt Leslie ernstig. ‘Ik heb daar wat klachten over gekregen.’ Ze ziet witjes, met donkere kringen onder haar ogen.
Dat kind trekt zich de dingen toch ook wel erg aan, denkt vader. Hij begrijpt het niet goed maar het raakt hem wel. Dat hou je toch, als vader.
‘De aard van de klachten is wel zodanig dat ik ze hier ter sprake móét brengen.’
Vader blaast geruisloos rook uit. De rook blijft tussen de lamp en het Perzische tapijtje hangen. ‘Van wie heb jij dan klachten gehad?’, vraagt hij.
‘Van jou’, zegt Leslie.
‘Nou, Johan!’, roept moeder geschrokken uit.
‘Maar jij moppert ook veel over de sfeer in huis,’ kapt Leslie haar af. ‘En ik wil dat nu graag centraal bespreken.’
‘Het probleem ligt overduidelijk bij de plantage’, zegt vader. ‘Al die mensen over de vloer.’
‘Ik kan dat beetje extra huishoudgeld anders goed gebruiken’, zegt moeder vinnig. ‘En over de nieuwe geluidsinstallatie heb ik jou ook nooit horen klagen.’
Daar moet hij haar gelijk in geven. Het is een heel fijne geluidsinstallatie. De bas kan lekker hard en de dolby surround sound voegt aan films echt wat toe.

Leslie staat op en brengt de lege koffiekan naar de keuken.
Als ze terugkomt zegt ze: ‘Laten we onze tijd niet verspillen met verwijten, maar liever zoeken naar oplossingen. Ik ben het er wel mee eens dat een plantage op zolder niet bevorderlijk is voor de rust.’
‘Ha!’, lacht vader.
‘Maar hetzelfde kan ik zeggen van de roulettetafels in de schuur.’
Nu is het moeders beurt om schamper te lachen. Vader kijkt beteuterd.
‘Wat als we nou eens samen nadachten over manieren om het hier weer wat gezelliger te maken. Leefbaarder. Een huis moet een plek zijn waar je je op je gemak voelt. Ik wil me daar echt hard voor maken.’
‘Ik ook wel hoor’, zegt moeder.
Ook vader ziet het wel zitten.
‘Dan zijn we wat mij betreft klaar, voor nu’, zegt Leslie.
‘Mooi!’, zegt moeder. Ze neemt haar koffie mee naar de bank en zet de tv aan. Er is een misdaadserie op. Leslie en vader komen er ook bij zitten. Ze passen met zijn drieën precies onder één dekentje.

DE SLAAPKAMER

Leslie heeft de ideeënbus op haar bed omgekeerd. De blauwgeverfde twijfelaar in de hoek bij het raam. Er zijn maar vier ideeën ingediend. In het eerst herkent ze het handschrift van vader. Hij stelt voor dat ze de zolder ontruimen en er pokertoernooien gaan organiseren. Erachter staat, tussen haakjes, bij wijze van compromis, ‘of darttoernooitjes.’ Het tweede voorstel is van moeder. Het blijkt een haastig op toiletpapier gekriebeld: ‘Ik moet er nog wat langer over nadenken.’ Het derde is een oud boodschappenlijstje.

Als Leslie het zo bekijkt komt eigenlijk alleen het vierde voorstel serieus in aanmerking. Dat is van haarzelf. Een netjes uitgetypt document met een inhoudsopgave en een nietje, getiteld: In Twee Fasen Naar Optimaal Wooncomfort. Daarin brengt ze het traject dat haar gezin heeft af te leggen terug tot twee overzichtelijke fasen. Ze heeft er lang op gezeten, samen met haar buurjongen, Mehmet. Mehmet is net als Leslie iemand met Visie. Bij hem thuis loopt het allemaal op rolletjes.

Leslie laat zich achterover vallen op het bed. Op de trap naar zolder klinken voetstappen die steeds dichterbij komen. Dan hoort ze moeder op de overloop zeggen dat het een goede oogst was dit jaar. Dat de prijzen daarom 10% hoger zijn.

Dit is hoe Leslie het ziet:
Fase 1 draait om ontruimen. Veilig en clandestien gaan niet samen. Het casinootje in de schuur moet weg en de marihuanaplantage ook.

Maar de nadruk ligt natuurlijk op Fase 2. Daarin kan Leslie haar visie écht kwijt. Ze schetst een beeld van Het Nieuwe Wonen. Ze laat zien hoe het zou kunnen worden. De schuur gevuld met brandhout voor de nieuwe kachel, een hoekje voor de grasmaaier en een klein fietsenrekje. De zolder wordt een atelier. Door de dakramen valt zuiver daglicht naar binnen en in het nisje bij de deur komt een vitrinekast met – en dit dient natuurlijk slechts als voorbeeld – haar verzameling bijzondere gloeilampen.

Plotseling steekt vader zijn hoofd om de deur. Ze heeft hem niet aan horen komen.
‘Zit er wat bij?’, vraagt hij met een knikje naar de ideeënbus.
‘Ik neem het allemaal in overweging’, zegt Leslie. Ze vraagt zich af hoe vader straks op paragraaf 2.7 zal reageren.

In paragraaf 2.7 schrijft ze dat Optimaal Wooncomfort kan betekenen dat ook binnen het gezin één en ander verschuift. Dat persoonlijke overwegingen daarin natuurlijk geen rol spelen. Dat voor het belang van het geheel, soms het belang van het individu moet wijken. Zoals ze haar verstandskiezen ooit moest laten trekken om de rest van het gebit de ruimte te geven, zo zou het kunnen dat in het gezin één of meerdere personen moeten vertrekken.

Paragraaf 2.7 kan weleens op wat weerstand stuiten. Dat begrijpt Leslie ook. Daarom heeft ze het wat kleiner afgedrukt.

DE ZOLDER

‘Dus dit wordt een atelier?’, zegt vader.
‘Ja’, zegt moeder. ‘Ik geloof van wel.’
Ze staan op de zolderkamer. Door het gekantelde dakraam valt gefilterd middaglicht. Op wat vochtige plekken op de grijze vloerbedekking na, is het netjes. Leslie had ze gevraagd de ruimte bezemschoon op te leveren. Niet eens gestofzuigd of zo. Bezemschoon was genoeg.
‘En de slaapkamer, waar gaat ze die voor gebruiken?’, vraagt vader.
‘Daar gaat ze zelf slapen.’
Dat begrijpt vader wel. Het is een fijne kamer, de slaapkamer. Aan de achterkant van het huis zodat je ’s nachts het rumoer van de straat niet goed hoort. De gillende autoalarmen, het geschraap van plastic tuinstoelen over de grindtegels in de voortuinen.
‘En het kleine kamertje gaat ze gebruiken als kantoor’, zegt moeder.

Buiten klinkt een claxon. Moeder loopt naar het raam. Een verhuiswagen parkeert voor de deur, twee banden op de stoep. Een dikke man loopt het pad op. Even later komt hij met Leslie naar buiten. Ze sjouwen elk met een kartonnen doos. Zo gaat dat een tijdje door. Vader rookt in de lege ruimte, die nu een beetje hol klinkt en nog naar wiet ruikt, een sigaret.
‘We kunnen zeggen wat we willen, Johan’, zegt moeder als de klep van de verhuiswagen beneden dichtslaat, ‘maar ze heeft het heel goed geregeld allemaal. Het nieuwe appartementje en nu weer die verhuizing.’
‘En we mogen op bezoek komen wanneer we willen’, mompelt vader.
‘Dat ook nog’, zegt moeder.

Met een mengeling van opwinding en weemoed dalen ze de trappen af.
Beneden wacht Leslie.
Met krentenbollen.
En koffie.