Musketiers

Het was een ronduit wanstaltig gezelschap. Zag je ze niet alle vier bij elkaar in een café, geanimeerd in gesprek boven warm kaarslicht of verdiept in een kaartspel, dan wel in subgroepjes: twee van hen aan het lunchen bij dat nieuwe tentje in de stad, drie van hen bij de fitnessstudio en dan even later, weer compleet, in de rij voor de bioscoop aan de grote weg.

Het comfort van de vriendschap maakte hen lui. Ze werden dikker en dikker en dikker van de liters warme chocolademelk, de vrachtwagens vol Vedettbier en de schoteltjes met bitterballen. ‘Met wie ga je vanavond weg?’ vroeg ik haar soms achteloos. Het antwoord luidde steevast: ‘Met de andere drie’.

Ik vreesde dat ze op den duur vast zouden koeken aan de barkrukken. Te dik geworden om ooit nog thuis te komen. Dat er uiteindelijk een gat uit de muur gehouwen zou moeten worden, waar ze dan alleen door zouden kunnen als ze hun reusachtige buiken inhielden.

Die zeldzame keren dat ze alleen was, hielden mensen haar staande en vroegen: ‘Hoe is het met die of die?’ En: ‘Waar zijn de anderen eigenlijk?’ Ze wist altijd waar ze waren: ‘Hij is nu even bij de tandarts,’ zei ze dan, ‘en zij geeft vandaag yogales.’