,

Bureaustoel

Ik moest ooit een bureaustoel van de Thomas van Aquinostraat naar het Spinozagebouw rijden en toen was er een jongen die aanbood me te duwen als ik erin ging zitten. Dat hoefde hij geen twee keer te zeggen. We zwierden over het geplaveide straatje, steeds harder. Het plezier spatte er werkelijk vanaf, dat kon je zien aan de gezichten van de mensen die ons zagen: die weerspiegelden ons geluk. Buiten adem rolde hij me tenslotte via de ingang voor invaliden naar binnen en de lange gang naar de B-kant in. Vlak voor ik, weer zelf als een schaatser met de stoel aan mijn handen, de hoek omsloeg keek ik om. Hij keek ook om. We dachten allebei: Hier moeten we iets mee. Maar ik denk dat het mooie was dat we er helemaal niets mee moesten en dat ik er een paar jaar later aan denk. Op een hele gewone woensdagavond in juli.