Ik wachtte in het halletje van de logopedist. Ze had een praktijk aan huis. In een nisje direct achter de voordeur stonden twee stoeltjes. Aan de tegenoverliggende wand hing een spiegel en tegen de lambrisering was met plakband een A4’tje geplakt waarop reclame werd gemaakt voor een workshop ‘Lente Feng Shui’.
Door de brievenbus, een verticale spleet naast de voordeur, zag ik een man het pad oplopen. Toen hij aanbelde moest ik de neiging om open te doen onderdrukken. De man had het pokdalige, ingevallen gezicht van een junk en naast de deurbel had ik een camera zien hangen. Dat was vast ook niet voor niets.
‘Ja?’, klonk het door de intercom.
Ik probeerde me een voorstelling van de logopedist te maken. Ze zat ergens in het huis en nu hoorde ik haar praten van mijn plek bij de voordeur, door de brievenbus heen. Op dit moment was ze niets meer dan een oog met een stem.
‘Heb’ u iets te slijpen? Keukenmessen, zakmessen?’
De man was hees en omdat een deel van zijn gebit ontbrak sliste hij.
Een junk in je huis uitnodigen en hem daarna je collectie messen overhandigen, peinsde ik, dat is als een ongediertebestrijder vragen om op je tamme rat te passen. Je mappen met zeldzame postzegels naast de papierversnipperaar zetten op een drukke maandagmorgen.
Toch zette ik me een beetje schrap, beducht op het zoemend openspringen van de deur.
‘Nee dank u, geen interesse’, zei de logopediste. Daarna hoestte ze een poosje.
Zonder te protesteren knerpte de junk het tuinpad weer af. Even later hoorde ik hem gedempt zijn aanbod doen bij de buurvrouw, de ‘s’ in ‘messen’ droeg het verst zoals ook alleen de s’en te horen zijn als jonge meisjes tot diep in de nacht in hun tent liggen te fluisteren.
Ze had hem logopedie moeten aanbieden, dacht ik, tegen het slissen. En in ruil daarvoor had hij dan misschien best in de achtertuin een aardappelmesje kunnen slijpen.