Gapend gat #7

‘Moet ik netwerken of net doen of ik werk?’ vroeg ik de loopbaanadviseur. Ze zei dat ik er met die mentaliteit niet kwam en wees me de deur. Ik stond er alleen voor.

‘Je bent toch zeker wel blij?’, zei oma.
‘Ik weet het niet.’
Ik hoorde zelf hoe bokkig het klonk.
‘Maar zoals het nu is, is het ook niet houdbaar.’
‘Nee, maar om dan maar onder mijn niveau te werken. En voor een laag salaris… Weet u, deze baan accepteren zou gelijk staan aan verkering nemen met een onaantrekkelijke, norse en zuinige jongen die niks om me geeft.’
‘Toch zijn er genoeg mensen die dat doen’, zei oma onbewogen, ‘ik kan zo een paar voorbeelden noemen.’
Ze slurpte van haar thee. Grimmig plukte ik aan de kwastjes van het tafelkleedje, niet in staat me te verweren.
‘Het is niet ideaal,’ gaf oma toe, ‘maar je moet nou eenmaal roeien met de korte riempjes die je hebt.’
‘Ach pffft’, sputterde ik.
‘Als je deed wat je doet,’ vervolgde ze, ‘dan… Hè, hoe ging het nou weer?’
Ze dacht na.
‘Als je doet wat je deed, dan krijg je wat je kreeg’, zei ik.
‘Ja!’ zei oma.
‘Die kende ik al’, mopperde ik, ‘net als: Today is the first day of the rest of your life. En: Zonder wrijving geen glans. En: Wie zichzelf spaart is een postzegel.’
‘Oh, dat is een leuke…’
Oma trok een schrijfblokje naar zich toe en krabbelde er wat neer.
‘Én,’ ging ik verder,

Een mens lijdt dikwijls ’t meest,
door ’t lijden dat hij vreest,
maar dat nooit op komt dagen,
zo heeft hij meer te dragen,
dan God te dragen geeft.

‘Ja, dat is een bekende’, zei oma.
Ze legde haar pen weer neer.
‘U heeft dat in mijn poëziealbum geschreven.’
‘Dat zou zo kunnen.’
‘Geen makkelijk versje voor een meisje van zeven, maar op momenten als deze moet ik er toch aan denken.’
‘Nou, dat is goed om te horen.’
Oma stond moeizaam op en scharrelde naar de keuken waar ze, staand bij het aanrecht, een koekje uit de geopende trommel at en uit het raam keek. De staartklok in de hoek begon te rommelen en sloeg hoestend drie.
‘Als u maar weet dat ik daar niet fulltime ga werken’, riep ik naar de keuken.
‘Natuurlijk niet,’ zei oma, ‘met zo’n baan moet je de uren beperken, anders word je gek.’
‘Ik leef om te werken en niet andersom!’
Oma’s gezicht trok een beetje.
‘Wél andersom!’ herstelde ik me en stak, om mijn punt te benadrukken, een vuistje in de lucht.

 

Maart-ANS 2013