‘Drink je wijn op.’ Hoe vaak dat niet tegen me wordt gezegd. ‘Drink je wijn op.’ En me maar aansporen. En me maar onder druk zetten. Het glas bijvullen. Het gezicht dicht bij het mijne brengen. Met de lippen smakken. Voordoen hoe je wijn proeft. Voordoen hoe je wijn drinkt. En maar herhalen: ‘Drink je wijn op.’ Alsof ik verdomme mijn best niet doe.