Gapend gat #1

In collegejaar 2012-2013 schrijf ik een serie van 10 columns voor het Algemeen Nijmeegs Studentenblad. De serie heet Gapend gat.

ANS introductie 2012‘Moet ik netwerken of net doen of ik werk?’ vroeg ik de loopbaanadviseur. Ze zei dat ik er met die mentaliteit niet kwam en wees me de deur. Ik stond er alleen voor.

Het was erg druk bij het postkantoor, en benauwd. Ik trok een nummertje. Ik had meteen naar de postzak kunnen lopen maar ik had alle tijd. In de hoek, naast een schap met dozen, waren nog plekken vrij. Ik ging zo dicht mogelijk bij de deur zitten. Hierna wilde ik langs de Belastingdienst gaan, gewoon om even te vragen welke aftrekposten er allemaal waren.

Een oudere vrouw liet zich steunend op het stoeltje naast me zakken. Ze schoof een boodschappenkarretje op wieltjes tussen ons in. Uit de bovenkant hing het groene loof van een tros peentjes.
‘Bah bah’, zuchtte ze, toen ze het nummer op haar briefje met dat op de digitale klok vergeleek. Er waren nog zes wachtenden voor haar.
‘U mag mijn nummer wel’, zei ik.
De vrouw keek me onderzoekend aan.
‘Nee, dat hoeft niet,’ antwoordde ze toen, ‘ik heb eigenlijk geen haast.’
‘Ik heb ook geen haast,’ zei ik.
Ik overwoog eraan toe te voegen dat ik werkloos was. Dat vertelde ik graag omdat het me het gevoel gaf dat ik in contact stond met een wezenlijke laag van de samenleving. Die onderstroom van mensen die door het leven getekend waren en nu op witte, plastic stoelen in hun voortuin de dagen sleten. Elk met een eigen, tragisch verhaal.

‘Heb je een pakketje?’ vroeg de vrouw en knikte naar de rugtas die ineengezakt op de grond tussen mijn voeten lag.
Het was een rare vraag. Niets wees erop dat er een pakketje in de tas zat.
‘Nee,’ zei ik, ‘een brief. Een sollicitatiebrief.’
‘Tjonge’, zei de vrouw, plotseling onder de indruk.
‘Het stelt niet zoveel voor,’ zei ik vlug, want ik wilde de verstandhouding die juist tussen ons begon te groeien niet in de kiem smoren.
Dat ik het zo makkelijk wegwimpelde leek haar bewondering echter alleen maar te versterken.
‘Knap zeg’, zei ze.
‘Nee echt,’ zei ik, ‘het is niets. Het is maar een brief. Ik word vast niet uitgenodigd.’

Gisteren was ik nog langs de bank gegaan om mijn saldo op te vragen. Ik kon zeker drie maanden vooruit. Ik rookte tegenwoordig shag van de ALDI, Tobacco Farm. Steeds als ik een shagje draaide kocht ik een paar minuten in een witte tuinstoel.

Toen ik aan de beurt was greep de vrouw mijn arm en kneep er even in.
‘Succes hoor, meisje,’ zei ze.