De dag van de intocht is de spectaculairste van de Vierdaagse. Waai maakte weer een boekje, ik tekende het verhaal van Henry en Jacqueline op.
Er was maar één ding dat Jacqueline belangrijker vond in een man dan een goed stel hersens en dat was doorzettingsvermogen. Nu het tussen haar en Henry steeds serieuzer werd, brak het moment aan hem te toetsen op deze essentiële kwaliteit.
Eerlijk is eerlijk. Henry liep niet meteen warm voor Jacquelines voorstel mee te doen aan de Vierdaagse. ‘Het is zo volks,’ klaagde hij, ‘we kunnen doorzettingsvermogen toch ook op een andere manier operationaliseren? Ik heb nota bene een proefschrift geschreven. Dacht je dat zo’n traject over rozen ging?’ Maar Jacqueline was onverbiddelijk en omdat er veel op het spel stond, stemde Henry mopperend in. Zo zwaar kon het toch niet zijn dacht hij, vier dagen wandelen. Hij had back in the day menig avond tot in de late uurtjes dansend doorgebracht. Hij had een prima onderstel. Dat zat in de familie. Toch benauwde het hem een beetje. En hij moest er nog vakantiedagen voor opnemen ook.
‘Je hebt goede schoenen nodig,’ zei Jacqueline ’s avonds in bed. ‘Wat voor schoenen heb jij?’ vroeg Henry. Jacqueline lachte. ‘Och lieverd,’ zei ze, ‘ik ga niet lopen. Nee, daarvoor is het in de stad te gezellig. Maar ik vang je elke dag op bij de finish. Dan breng ik je achterop de fiets naar huis.’ Ze kuste Henry moederlijk op zijn voorhoofd en knipte het nachtlampje uit. Voor ze in slaap viel zei ze: ‘Kijk morgen maar even bij de Beversport. Of bij de ANWB.’
Veel sneller dan verwacht was het juli. ‘Moet ik nog oefenen?’ vroeg Henry aan Jacqueline. ‘Nee hoor,’ zei ze, ‘uiteindelijk gaat het om de mentale kracht. Dat schijnt beslissend te zijn.’ Maar op de dag voor de start zei de nieuwslezer van TV Gelderland dat de kans op uitval verviervoudigde als je niet oefende en dat het slecht weer zou worden. Heel slecht weer. Jacqueline keek Henry meelevend aan. ‘Wacht, ik heb iets voor je,’ zei ze en sprong van de bank. In het gebloemde pakje dat ze hem overhandigde vond hij een lichtblauw T-shirt. Het was bedrukt met de tekst I AM DOING THIS FOR MY GIRLFRIEND. ‘Zijn dat gladiolen?’ vroeg Henry en wees naar de bloemen die door de woorden heen krulden. Jacqueline knikte veelzeggend. Alsof dit T-shirt de belofte van de overwinning al in zich droeg. ‘Zal ik het dan op de laatste dag aantrekken?’ vroeg Henry. ‘Wat jij wilt,’ zei Jacqueline, ‘al is het ook leuk voor de eerste dag.’
De nieuwslezer had geen woord gelogen. Al bij de start stortregende het. Onder de poncho die Henry droeg kleefde het T-shirt aan zijn lijf; werd je niet nat van de regen, dan wel van het zweet. Op een kwart van de tocht begonnen zijn schoenen te knellen en van de goede sfeer waarover ze het altijd hadden merkte hij niets. Op grote stukken van de route zaten de toeschouwers verscholen in hun caravans. Bij één controlepunt riep een man in een geel hesje: ‘Regen is een emotie. Die kan je uitzetten’, maar hij leek het meer tegen zichzelf te hebben dan tegen de massa’s rillende mensen die met sombere gezichten voorbij sjokten. Pas tijdens de laatste acht kilometer klaarde het een beetje op. Tegen die tijd sleepte Henry met zijn linkerbeen alsof hij figureerde in een oorlogsfilm. Naar Jacqueline smste hij: Gaat goed hier. Valt me alles mee. Ben er bijna.
Eenmaal de finish voorbij duurde het evengoed lang voor hij haar vond. Hij ontdekte haar onder een boom, druk in gesprek met een grote man met een blozend gezicht die in elke hand een plastic beker met bier had. ‘Dat had nou niet gehoeven,’ grapte Henry dapper toen hij bij hen stond en wees naar één van de bekers. De man fronste en keek Jacqueline vragend aan. ‘Dag lieverd,’ zei ze met dubbele tong, ‘wat goed dat je er bent. Dit is Koos.’ ‘Aha,’ zei Henry. Hij forceerde een glimlachje. ‘Koos wacht op zijn broer maar die is er nog niet’, vervolgde Jacqueline, zich totaal niet bekommerend om Henry’s verlepte uiterlijk. ‘Moet Koos zelf niet lopen dan?’ vroeg Henry, feller dan hij bedoelde. ‘Lieverd!’ zei Jacqueline verontwaardigd, ‘Koos is net geopereerd aan zijn…’ ‘Hamstring,’ vulde Koos aan en trok verontschuldigend zijn schouders op. ‘Enfin,’ zei Henry die de moeheid nu in alle hevigheid voelde opkomen, ‘gaan we naar huis?’ Jacqueline keek hem lodderig aan. ‘Ik blijf nog eventjes goed? Nog eventjes…’ Ze hield haar duim en wijsvinger voor zijn gezicht, met ongeveer een centimeter afstand tussen de vingers. ‘Hier heb je de fietssleutel.’ Henry wilde protesteren maar kon er de moeite niet voor opbrengen. Het vooruitzicht morgen weer voor zonsopgang te moeten lopen gaf hem bovendien het gevoel dat hij zo snel mogelijk op krachten moest komen, dus hij strompelde naar Jacqueline, gaf haar een kus die ze een beetje afweerde en baande zich een weg naar de fietsenstalling.
Hoewel hij doodop was kon Henry de slaap niet goed vatten. Een paar uur voor zijn wekker zou gaan kroop Jacqueline naast hem in bed. In haar haar hing de penetrante geur van sigarettenrook en in het lantaarnlicht dat langs de gordijnen viel zag Henry hoe haar schoenen bedekt waren met modder. Ze waren klein, zo naast zijn enorme wandelschoenen en in hem welde plotseling een hevig gevoel van vertedering op. Het kon ook de moeheid zijn maar de tranen sprongen hem in de ogen en hij besloot ter plekke dat hij de tocht zou uitlopen, wat er ook gebeurde.
Dag twee en drie transformeerden onder invloed van de aanhoudende regen en de diepgrijze lucht waaruit die viel tot een brij waarin Henry het besef van voor en achter, onder en boven, samen en alleen, pijn en verlichting compleet verloor. Het enige dat hem elke keer weer onaangenaam trof was Jacquelines afwezigheid bij de finish. Het leek of hij elke dag meer moeite moest doen haar te vinden, alsof ze zich steeds verder terugtrok in de hossende, joelende, verregende menigte die geliefden omhelsde en bloemen uitdeelde. Steeds vaker gladiolen. Elke dag vond hij haar uiteindelijk weer samen met Koos. Koos hield een paraplu boven hen, ze leunde met gesloten ogen tegen zijn schouder. Als je niet beter wist, dacht Henry, maar durfde die zin niet af te maken. Je moest je doel voor ogen houden. Zo had hij dat tijdens zijn promotie ook gedaan. Ongemak was een emotie, die kon je uitzetten.
De vierde dag brak aan. Het was de mooiste dag tot dusver. Ik ga het halen, smste Henry naar Jacqueline. Ze antwoordde niet. Waarschijnlijk sliep ze nog want het was weer laat geworden. Hun slaap-waakpatronen waren deze week elkaars negatief, bedacht Henry. Ik ben blij dat ik heb meegedaan, smste hij tijdens zijn lunch. Voor het eerst gedurende de tocht was het gras droog genoeg om erin te zitten. Hij strekte zich uit en keek, niet zonder enige trots, naar de benen die hem hier hadden gebracht. Als de liefde van een man door de maag ging, dacht hij, dan ging die van een vrouw als Jacqueline door het oog. Hij verheugde zich op haar gezicht als hij over de eindstreep kwam. Weer overviel hem dat warme gevoel. Hij schudde het van zich af. Nog 15 kilometer. Dat leek plotseling nog vreselijk ver en Henry merkte dat hij zijn tempo na de lunch verhoogde.
Op tien minuten van het einde probeerde hij Jacqueline te bellen. Er was geen bereik. Om hem heen zag hij meer wandelaars hun telefoons tevoorschijn halen en weer opbergen. Ben er over 10 minuten!!!, smste hij dan maar. Maar bij de finish stond ze niet. Het was razend druk. Eigenlijk was er geen gelegenheid stil te staan. De mensenmassa duwde hem voort. Iemand drukte hem bloemen in de handen. Er werd een kruisje op zijn borst gespeld. Henry keek koortsig om zich heen. Hij had het gehaald. De pijn en vermoeidheid leken te verdampen. Hij vond bij de fietsenstalling een rustig hoekje en stuurde Jacqueline weer een bericht: Sta bij de fietsenstalling. Wacht op je. Kus.