Afgelopen weekend was De geest moet waaien in Arnhem, een festival voor het gesproken woord waar gerust ook werd voorgelezen, gezongen en Hammondorgel (niet te verwarren met een gewoon mondorgel) gespeeld.
Met collectief Waai (zo heten we toevallig) maakten we gedurende de vier festivaldagen live een tijdschriftje. Dat presenteerden we op de laatste dag. Mijn bijdragen waren gebaseerd op twee gebeurtenissen.
1. Het gedicht ‘Wordt dronken‘ van Johnny van Doorn, voorgelezen door een jonge dichter met een megafoon vanuit een raam op de derde verdieping in een smalle straat. (van, door, met, vanuit, op, in)*
2. Het gegeven dat de producent (ze weet zelf wie ze is) van het festival na twee dagen van de trap viel en haar been brak.**
Dat leverde respectievelijk een zkg (een zeer kort gedicht) op.
En een kort verhaal.
Schoon ondergoed
Mijn tante zei dat ze altijd schoon ondergoed droeg, voor het geval ze een ongeluk zou krijgen en de doktoren in het ziekenhuis de kleren van haar lijf moesten knippen. Ze keek dromerig toen ze het zei. Het leek bijna of ze hoopte dat zoiets een keer zou gebeuren. Eerst het ongeluk, dat zou even vervelend zijn, dan het toestromen van bezorgde omstanders, het bellen van de ambulance, het wachten. Met een beetje geluk was de ambulance er snel. Twee stevige broeders zouden haar op een brancard tillen, met ruwe handen. Uit hun uniformen zou rijkelijk het borsthaar krullen.
Mijn tante drukte haar kalfsleren tas dicht tegen zich aan, wij hadden weleens gezien dat ze daarin een extra setje ondergoed meedroeg, van zwart katoen en afgezet met kant.
Eenmaal in het ziekenhuis werd ze omringd door lichamen. Lichamen gestoken in verblindend wit en chirurgisch groen. Lichamen die zich om haar heen pakten, haar ritmisch door de gang begeleidden. Er was de bedwelmende geur van ontsmettingsmiddelen en boven haar hoofd het voorbijschieten van lampen, strepen, lampen. Een liftdeur pingelde en daar kwamen de handen. De sterke handen van de chirurgen, de zachte van coassistentes. Misschien bleef de lift steken. Misschien tussen de vierde en vijfde verdieping. Maar de handen mochten niet stoppen want er stond een leven op het spel. Dus ze knipten en scheurden en kneedden en iemand vroeg of het pijn deed en iemand sloot een infuus aan en iemand deed mond-op-mondbeademing en mijn tante droeg schoon ondergoed.
* Dit grapje met voorzetsels heb ik gejat van A.L. Snijders. Die was er ook dit weekend. Hij zat op een bank en vertelde verhalen. Ik vond ze heel mooi.
** ‘Breken’ is een groot woord. Ik heb het ingezet voor een extra dramatisch effect.