Collectiefje: onze oom

Ik maak deel uit van een schrijverscollectiefje en gisteravond schreven alle leden een tekst met dezelfde beginzin. De zin is gestolen van schrijfster Felicitas Hoppe. De rest deden we zelf.

Toen onze oom eindelijk begreep dat hij geen keus had, gaf hij ons een teken. ‘Kom maar,’ zei hij, ‘stap maar achterop.’ Hij wees met een rechte wijsvinger naar de bagagedrager. ‘Kom maar.’ We bleven staan waar we stonden. We waren nog jong maar hadden enorm veel ruimtelijk inzicht. Alsof God zich bij onze totstandkoming had vergist in de dosis. We zagen in één oogopslag dat zes jongens en één meisje nooit op één bagagedrager zouden passen.

‘Kom maar’, zei onze oom weer, ‘stap maar achterop.’ We durfden geen van allen iets te zeggen en bewogen evenmin. ‘Kom dan.’ Onze oom sprak ons aan zoals je een hondje aanspreekt. Hij zette de fiets op de standaard en ging ernaast staan, met zijn armen over elkaar. ‘Kom, stap maar op!’ drong hij aan. Hij knikte naar de fiets. Alsof we het wel zouden durven nu hij op een afstandje stond.

En warempel, we hadden ineens de moed. Ook het ruimtelijk inzicht speelde mee, want we berekenden dat als twee van ons op het zadel klommen, één op de stang en één op het stuur, de twee kleinsten nog achterop pasten. Het zou precies lukken, al kon onze oom dan niet mee. Dat zag hij zelf gelukkig ook al snel in. Hij rende nog een stukje achter ons aan terwijl wij als één mens de fiets voortjoegen. Op de hoek bleef hij staan. Buiten adem en met hangende schouders.

Lees nu ook het verhaal van Sebastiaan Andeweg en het gedicht van Wout Waanders.