Bert

‘Ik wil een vriend of vriendin’, zei Bert, ‘bij wie ik in de rokken kan schuilen en uit kan huilen en die een kruikje voor me maakt als het koud is.’
‘Jij wilt geen vriend,’ zei ik, ‘jij wilt een moeder.’
‘Ik heb al een moeder’, zei Bert.
‘Én je wilt er één’, zei ik.

‘Ik wil een vriend of vriendin’, zei Bert, ‘die het niet erg vindt dat ik vieze moppen vertel en mijn nagels in de woonkamer knip, en die houdt van mijn verse pasta.’
‘Dat moet lukken’, zei ik en wenkte een meisje dat even verderop stond te bellen. Ze was de enige andere in de snackbar. Zonder op te hangen liep ze naar ons toe.
‘Hij wil een vriend of vriendin’, zei ik, ‘die hem neemt met zijn goede én slechte kanten.’
Het meisje wierp een blik op Bert, keek onder de tafel naar zijn benen en schoenen en zei toen: ‘Dat kan ik wel, maar eerst wil ik dit telefoongesprek afmaken.’
‘Geregeld!’ zei ik triomfantelijk toen ze een eindje wegliep, en ik klapte in mijn handen zoals de leraar Engels dat altijd deed als hij met krijt op het bord had geschreven en stoffige vingers had.

Bert keek ontevreden. Hij zei niks.
‘Wat is er?’ vroeg ik.
‘Ik wil mijn vrienden zelf kunnen kiezen’, zei hij.
Ik stond op van mijn stoel.
‘Dan zoek je ’t maar uit hoor’, zei ik.
Het meisje had net haar telefoon opgeborgen en kwam weer terug.
‘Laat hem maar even,’ zei ik terwijl ik een arm om haar heen sloeg, ‘hij heeft wat dingen om over na te denken.’
‘Wacht,’ zei Bert, ‘wat gaan jullie doen?’
‘Italiaans ijs eten,’ zei het meisje, ‘in de stad.’
‘Echt waar?’ zei Bert.
Ik keek op mijn horloge.
‘Dan moeten we wel opschieten’, zei ik tegen het meisje. ‘Hoe heet je eigenlijk?’
‘Sophie’, antwoordde ze.
‘Wat een mooie naam’, zei Bert. Hij begon zijn jas aan te trekken. Dat ging moeizaam want hij zat nog.

‘Ik zie je later, Bert’, zei ik. ‘Don’t call us, we’ll call you…’
Sophie lachte.
‘Oké’, zei Bert. Hij bleef met zijn jas aan zitten.
Sophie en ik waren nog steeds gearmd. We liepen naar de uitgang. Op straat was het warm.
‘Wat neem jij?’ vroeg Sophie.
‘Perzik-chocola,’ zei ik, ‘en jij?’
‘Peer.’