Het slakje

Het slakje peuzelt stukjes aarde
in troebel licht door serreglas
laat de flora in haar waarde
geniet alsof zij jarig was.

De blaad’ren kietelen haar huisje
opgepoetst met grote zorg
met trots toont zij het glanzend kluisje
waarin zij ooit zichzelf verborg.

Vandaag kroop zij, voor ’t eerst bemoedigd
uit haar slijmerig kasteel
de volwassenheid bespoedigd
valt de vrijheid haar ten deel.

Kleine hoorntjes voelen zoekend
over ’s bodems plastic gras
feestelijk succesjes boekend
eet ze pas en te onpas.

Een geluid komt haar ter ore
alwaar zij mijmerend zich sleept
mixer staaf machine boren?
dat haar luid de adem neemt.

Het slakje plots bruut opgeschrokken
snelt met rasse sporen voort
haar huisje trillend van ontstelt’nis
over rust zo ruw verstoord.

Het napje in heldhaftig pogen
kleeft zich aan de bodem vast
maar ‘t mos toont haar geen mededogen
ontglipt haar grip onaangetast.

De kleine slak met grote ogen
zoekt de bron van het kabaal
maar voortijdig opgezogen
eindigt hier reeds haar verhaal.